Lichaamsbeweging als transdiagnostische interventie
Beweging is goed voor de mentale gezondheid, maar in een zogeheten umbrella review is nu onderzocht of bewegen ook een transdiagnostische interventie is; effectief bij verschillende psychische stoornissen. In de review includeerden de onderzoekers acht meta-analyses, met in totaal 99 RCT’s en 5.656 deelnemers met verschillende DSM- of ICD-gediagnosticeerde stoornissen, waaronder depressie, angststoornissen, schizofreniespectrumstoornissen en ADHD.¹ De resultaten lieten zien dat matige tot intensieve lichaamsbeweging (zoals hardlopen of fietsen) een middelgroot positief effect had op stoornisspecifieke symptomen van elf psychische stoornissen, waaronder depressie, PTSS, sociale fobie en schizofrenie. Ook bleek lichaamsbeweging cognitieve functies te verbeteren bij mensen met schizofrenie en ADHD. Deze effecten werden consistent aangetoond in meerdere studies per stoornis. De voordelen lijken te berusten op biologische mechanismen, zoals een afname van ontstekingsactiviteit en een toename van BDNF, een neurotrofine die belangrijk is voor de hersenplasticiteit. Opvallend is dat lichaamsbeweging niet transdiagnostisch effectief bleek voor een verbetering van de kwaliteit van leven, mogelijk vanwege een gebrek aan onderzoek op dat gebied. Concluderend biedt deze review sterke aanwijzingen dat lichaamsbeweging als transdiagnostische en kosteneffectieve interventie breed toepasbaar is in de ggz. De auteurs pleiten dan ook voor de implementatie van beweegprogramma’s in de (preventieve) ggz, vooral ook bij jonge mensen met nog onduidelijke diagnostiek.

Menstruatiecyclus beïnvloedt therapie-ervaringen
Hoewel bekend is dat hormonale schommelingen die optreden door de menstruatiecyclus invloed kunnen hebben op stemming, cognitie en welzijn, wordt hier in psychotherapie zelden rekening mee gehouden. In een nieuwe studie zijn de ervaringen van 425 vrouwelijke cliënten onderzocht.1 Bijna de helft van hen meldde daarin dat hun psychische klachten varieerden over de cyclus, met name tijdens de premenstruele en menstruele fase. In deze periodes voelden de cliënten zich emotioneler, vermoeider, hadden ze meer lichamelijke klachten en waren minder tevreden over therapie. Ook hun cognitieve functioneren, therapietrouw en vertrouwen in de therapie namen dan af. Openheid over de cyclus in therapie werd als helpend ervaren. Vrouwen gaven aan zich beter begrepen te voelen wanneer dit bespreekbaar was, en zij pleitten voor meer individuele afstemming van het behandeltraject op hun cyclus, bijvoorbeeld in de timing van de therapiesessies, of door het aanpassen van interventies aan emotionele draagkracht per fase. Te veel de nadruk leggen op de cyclus zou volgens hen echter kunnen leiden tot stigmatisering of het bagatelliseren van klachten. De onderzoekers pleiten daarom voor een gepersonaliseerde benadering, waarin cyclusbewustzijn geïntegreerd wordt in psychotherapie, zonder te vervallen in stereotypen. Dit kan bijdragen aan betere behandeluitkomsten voor vrouwen met hormonale gevoeligheid.

Kunstmatige intelligentie versus het menselijke brein
Volgens hoofdonderzoeker Rianne van den Berg onderstrepen deze onderzoeksresultaten het belang van menselijke creativiteit, intuïtie en abstractievermogen. Dit zijn vermogens die vooralsnog lastig te realiseren lijken in algoritmen. Hoewel AI krachtige hulpmiddelen biedt, laat het onderzoek zien dat er domeinen zijn waarin de mens voorlopig onvervangbaar blijft.

Hersenonderzoek helpt bij angststoornissen
Wat gebeurt er precies in het brein van iemand met een angststoornis en hoe kan die kennis bijdragen aan effectievere behandelingen? Wat begon als fundamenteel neurowetenschappelijk onderzoek naar hersenactiviteit bij dreiging en vermijding door onderzoekers van het Donders Instituut, heeft inmiddels een innovatieve behandelaanpak opgeleverd die nu wordt getest in de praktijk.
