Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Nieuws

krant

Nieuws

door Valentijn Alting van Geusau & Heevy Betasi

CGT bij hartfalen

Hartfalen gaan gepaard met hoge gezondheidszorgkosten en een hoge mortaliteit. Wereldwijd hebben ongeveer 64,3 miljoen mensen hartfalen waaraan 50% binnen 5 jaar na de diagnose sterft. Onder deze patiëntenpopulatie is comorbiditeit veelvoorkomend, wat schadelijke effecten heeft op het dagelijkse functioneren en wat leidt tot meer ziekenhuisopnames en hogere sterftecijfers. Daarom is het essentieel dat comorbiditeit goed behandeld kan worden. In eerdere studies is aangetoond dat goede zelfzorg de kans op ziekenhuisopname verkleint en dat zelfzorg de kwaliteit van leven verbetert.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41480-023-1503-1/MediaObjects/41480_2023_1503_Fig1_HTML.jpg
© Andrii/Stock.adobe.com
Onderzoekers uit de Verenigde Staten en India onderzochten onlangs – in een reviewstudie – de effectiviteit van CGT op depressie- en angstklachten bij patiënten met hartfalen.1 Daarnaast keken zij of CGT leidt tot een hogere kwaliteit van leven. In totaal werden er tien studies (negen RCT’s, één case study) bekeken. Het aantal deelnemers varieerde van 13 tot 158 en de meeste studies bevatten een follow-up meting van depressie- en angstklachten; direct na afronding van de CGT en na drie of zes maanden. De frequentie van de CGT-sessies varieerde van zes tot twaalf wekelijkse sessies.
Uit de resultaten blijkt dat deelnemers die CGT kregen een significante verbetering rapporteerden in de kwaliteit van leven. Ook rapporteerden zij een vermindering van de depressie- en angstklachten en was het aantal ziekenhuisbezoeken bij hen (met CGT) lager dan in de controlegroep.
De onderzoekers concluderen dat CGT een veilige en effectieve behandeling is voor depressie- en angstklachten bij patiënten met hartfalen.2 Zij vinden wel dat er grotere RCT’s nodig zijn naar de effectiviteit van CGT bij hartfalen, evenals vervolgonderzoek naar specifieke technieken die patiënten kunnen toepassen voor betere zelfzorg en meer welbevinden.
Bronnen:
2. Rajasree Katta, M., e.a. (2023). The effectiveness of cognitive-behavioral therapy for heart failure patients: a narrative review. Journal of International Medical Research, 51(9), 03000605231198371.

App voor mensen met een bipolaire stoornis

Farmacotherapie en zelfmanagementinterventies vormen een belangrijk onderdeel in de behandeling van een bipolaire stoornis. Daarnaast is het belangrijk om uitlokkende factoren van manische en/of depressieve episode bij te houden (monitoring), zodat vroeg-signalering en interventie ingezet kunnen worden om een stabiele stemming te bereiken. In de praktijk blijkt echter dat deze monitoring veel energie kost en gezien wordt als een dagelijkse confrontatie met de diagnose. Daarom ontwikkelde Geerling WELLBE-BD (Well-being Bipolar Disorder), een app die het welbevinden van mensen met een bipolaire stoornis moet verhogen.1 Ook ontwikkelde Geerling een monitoringsapplicatie. De app WELLBE-BD onderscheidt zich van andere apps doordat het zich met positieve psychologische oefeningen meer op de kracht van de patiënt richt dan op de klacht. Op basis van het onderzoek van Geerling kan geconcludeerd worden dat positieve psychologische interventies kunnen bijdragen aan het welbevinden van mensen met een bipolaire stoornis. Kortom, met de ontwikkeling van WELLBE-BD bestaat er een nieuw, gepersonaliseerd model voor digitale stemmingsmonitoring dat gebaseerd is op zowel empirisch bewijs als op de voorkeuren van eindgebruikers.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41480-023-1503-1/MediaObjects/41480_2023_1503_Fig2_HTML.jpg
© nadia_snopek/Stock.adobe.com
Bron:
1. Geerling, B. (2023). Development and implementation of E-health interventions to improve self-management and well-Being in patients with bipolar disorder (WELLBE-BD). PhD Thesis – Research UT, graduation UT, University of Twente]. University of Twente.

COVID-19 en eetproblematiek

Het coronavirus en de maatregelen om het virus in bedwang te houden, hadden significante gevolgen voor ons psychologische welbevinden. Zo hebben de verspreide berichten over COVID-19 en videobellen een negatieve invloed gehad op het lichaamsbeeld, dat nauw verbonden is met eetproblematiek. In een systematische review onderzochten Schneider en collega’s welke invloed de COVID-19 pandemie heeft gehad op lichaamsbeeld, verstoord eetgedrag en eetstoornissen.1 Hiervoor zijn de resultaten van 75 studies bekeken, verdeeld over vier thema’s: 1) verstoringen als gevolg van de COVID-19-pandemie; 2) variabiliteit in de verbetering of verergering van symptomen; 3) factoren geassocieerd met lichaamsbeeld en resultaten van eetstoornissen; en 4) unieke uitdagingen voor minderheidsgroepen. De resultaten laten inderdaad zien dat de pandemie over het algemeen een negatieve invloed had op het lichaamsbeeld (toename in zorgen om gewicht e.d.) en eetproblematiek (eetbuien en compulsief sporten e.d.). Ook laten veel studies een verslechtering zien in de symptomen bij personen met eetstoornissen. Veel onderzoekers rapporteerden ook positieve uitkomsten van de pandemie, bijvoorbeeld: meer tijd voor zelfzorg en meer tijd om (online) met familie door te brengen. De auteurs concluderen daarom dat de pandemie positieve en negatieve invloeden heeft gehad op lichaamsbeeld, eetproblematiek en het algeheel welbevinden. De auteurs pleiten ervoor dat onderzoekers, clinici en andere zorgprofessionals zich meer bewust worden van deze variabiliteit in effecten, om ervoor te zorgen dat kwetsbare mensen de op maat gemaakte ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41480-023-1503-1/MediaObjects/41480_2023_1503_Fig3_HTML.jpg
© gpointstudio/Stock.adobe.com
Bron:
1. Schneider, J. e.a. (2023). A mixed-studies systematic review of the experiences of body image, disordered eating, and eating disorders during the COVID-19 pandemic. International Journal of Eating Disorders, 56(1), 26-67.

Schematherapie voor misdadigers met persoonlijkheidsstoornissen

Gewelddadige misdadigers met persoonlijkheidsstoornissen plegen meer gewelddadige misdaden dan andere daders, hebben een hogere kans op recidive en krijgen langere straffen. Tot op heden wordt deze groep daders vaak gezien als onbehandelbaar, maar is dat wel terecht?

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs41480-023-1503-1/MediaObjects/41480_2023_1503_Fig4_HTML.jpg
© RedVector/Stocka.dobe.com
Bernstein en collega’s onderzochten de effectiviteit van schematherapie in de behandeling van rehabiliterende daders met persoonlijkheidsstoornissen, in een gerandomiseerde klinische studie.1 In de studie zijn 103 mannelijke patiënten behandeld, in acht verschillende Nederlandse TBS klinieken. Deelnemers zijn willekeurig toegewezen aan drie jaar schematherapie (N = 54) of treatment as usual (N = 49). De primaire uitkomstmaten waren: 1) rehabilitatie, en 2) symptomen van persoonlijkheidsproblematiek. Rehabilitatie werd geoperationaliseerd als ‘verkregen toestemming voor begeleid of onbegeleid verlof’. Zowel schematherapie als de ‘treatment as usual’ waren effectief in bereiken van rehabilitatie en in het verminderen van de symptomen. De grote meerderheid van de deelnemers in beide behandelcondities kon na verloop van tijd met begeleid verlof. Deelnemers uit de schematherapie-groep lieten een snellere verbetering zien dan mensen uit de treatment as usual groep. Ook was de drop-out bij hen lager. De resultaten van het onderzoek spreken het pessimistische beeld over de behandelbaarheid van deze doelgroep dus tegen. De auteurs geven wel aan dat de resultaten met name gegeneraliseerd kunnen worden naar forensische instellingen; implementatiestudies in andere instellingen moeten nog verricht worden.
Bron:
1. Bernstein, D. P., e,a, (2023). Schema therapy for violent PD offenders: a randomized clinical trial. Psychological Medicine, 53(1), 88-102.