Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Nieuw onderzoek naar het chronisch beloop van angststoornissen

Niet sociaal-demografische, maar klinische en psychologische factoren spelen een grote rol bij het chronisch worden van angsstoornissen. Dat concludeert Ans Hovenkamp-Hermelink in haar proefschrift. Zij promoveerde aan de faculteit Medische Wetenschappen, afdeling Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG).

De focus van het onderzoek ligt op het beloop van angststoornissen over de jaren heen. Onderzocht zijn sociale fobie, paniekstoornis, agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis en in een review nog selectief mutisme, separatieangststoornis (verlatingsangst) en specifieke fobie.

Vaak overlap in verschillende angststoornissen

Een angststoornis is één van de meest voorkomende ziektebeelden binnen de psychiatrie, maar het chronische karakter is nog relatief weinig onderzocht. Ans Hovenkamp heeft literatuuronderzoek gedaan van de jaren tachtig tot nu om te kijken welke voorspellers voor het beloop van angststoornissen genoemd zijn. Daarnaast zijn data geanalyseerd van NESDA (Nederlandse Studie naar Depressie en Angst). Daarin worden bijna 3.000 mensen al 13 jaar gevolgd. Daardoor kun je goed zien hoe angstklachten zich ontwikkelen. Daar zie je dat de symptomen van de verschillende stoornissen vaak overlappen. Een groot deel van de mensen heeft meerdere angststoornisdiagnoses.

Kijken op symptoomniveau

Deze diagnoses wisselen door de tijd. Wat hierin een rol speelt is dat behandelaren kijken naar de criteria van de DSM. Daardoor wordt de ernst van de klacht uit het oog verloren. Het voorstel van de Hovenkamp is om bij onderzoek over langere tijd, de diagnoses meer los te laten en meer te kijken op symptoomniveau: van welke klachten heeft iemand ernstig last en welke matig?

Klinische en psychologische factoren risicofactoren

Klinische en psychologische factoren zijn de risicofactoren voor een langetermijnbeloop van angststoornissen. Te denken valt aan paniekaanvallen, het tegelijkertijd hebben van een persoonlijkheidsstoornis, vermijdingsdrang, lage extraversie en hogere mate van angstgevoeligheid. Sociaal-demografische factoren als opleidingsniveau, beroep en salaris spelen waarschijnlijk wel een rol bij het krijgen van angststoornissen, maar konden niet in verband worden gebracht met een chronisch beloop.

De factor angstgevoeligheid

Mensen met een hoge angstgevoeligheid hebben ook last van de symptomen die horen bij hun stoornis. Iemand krijgt bijvoorbeeld een paniekaanval en denkt dat hij door de verhoogde hartslag een hartaanval krijgt. Zodra de angstgevoeligheid omlaag wordt gebracht met behandeling, wordt de ernst van de klachten minder en heeft dit mogelijk een gunstig effect op het beloop. De onderzoekster vindt dat deze factor een prominentere plek in de behandeling mag krijgen.

Aanpak focus of control

Ook is haar aanbeveling aan behandelaren in de klinische praktijk om de locus of control aan te pakken. Een externe locus kan leiden tot ernstigere klachten van angst. Het onderzoek in dit proefschrift is een begin, het is aan toekomstige onderzoekers om dit onderzoek uit te breiden en zo mogelijk te verwerken in behandelrichtlijnen.

Het proefschrift ‘The long-term course of anxiety disorders. An epidemiological perspective’ is verdedigd op 21 december 2020. Het proefschrift is digitaal gepubliceerd via de Rijksuniversiteit Groningen.

Bron: NedKad

Gerelateerde vakinformatie

New Science of Mental Disorders: een radicaal nieuwe aanpak van psychische problemen

‘Een effectieve angsttherapie helpt je niet van je angst af, maar van de angst voor je angst’