tekst: Johan Faber
Crisisdiensten hebben vaak te maken met angstige mensen. Maar wat zit er achter die angst? Dat is een essentiële vraag in de acute psychiatrie, zegt psychiater Neeltje Batelaan. ‘Zodra je weet wat er speelt, weet je ook waar je het beleid op moet focussen.’
Waarom zien we zoveel angstige mensen bij de acute psychiatrie? De verklaring is in zekere zin vrij simpel, zegt Neeltje Batelaan, psychiater bij GGZ inGeest en universitair hoofddocent bij Amsterdam UMC. We hebben namelijk maar een paar emoties: boos, bang, blij en bedroefd. Als blij al bij voorbaat afvalt, ligt het voor de hand dat er bij een crisisdienst veel mensen binnenkomen die bang zijn.
Daarbij moeten we bedenken dat het best lang kan duren voordat iemand met een angststoornis überhaupt op de radar de hulpverlening verschijnt, weet Batelaan, die op 24 november zal spreken op het 2e Congres Acute Psychiatrie in Utrecht. Ondertussen kan het beeld zich allang hebben verbreed. ‘Je ziet vaak dat angstige mensen na verloop van tijd ook een depressie ontwikkelen, of suïcidaal zijn geworden,’ zegt Batelaan. ‘Ze komen dan binnen met depressieve klachten, maar daar zit dan een angststoornis onder.’
Steunsysteem
Een andere reden dat het emmertje zogezegd in één keer overloopt, kan bijvoorbeeld zijn dat het steunsysteem – de familie of de naaste omgeving – volledig overbelast is geraakt. ‘Je moet nagaan dat mensen met angststoornissen absoluut geen toneel spelen; ze zijn écht bang, voor iets dat voor hen heel realistisch aanvoelt. Dat kan enorm heftig zijn voor een partner of een familielid die ze telkens weer probeert gerust te stellen. En in praktische zin is het ook heel lastig als iemand bijvoorbeeld niet meer naar de supermarkt durft. Dan ga je als partner altijd zelf de boodschappen doen, en dat is op den duur ook heel belastend.’
Daarnaast worden professionals in de acute psychiatrie natuurlijk vaak geconfronteerd met regelrechte paniekaanvallen, waarbij mensen bijvoorbeeld daadwerkelijk denken dat ze doodgaan, wat natuurlijk enorm beangstigend is. Tegelijkertijd hoeven acute angstklachten niet altijd te wijzen op een angststoornis, waarschuwt Batelaan. ‘Iemand die psychotisch is en denkt dat de FBI achter hem aan zit, kan ook hartstikke bang zijn, maar de angst is in zo’n geval het directe gevolg van die psychose. Of neem iemand met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, die niet kan functioneren zonder dat iemand anders meekijkt of medeverantwoordelijk is. Als die steunpilaar opeens wegvalt, kan zo iemand in beeld komen met heftige angstklachten, maar dat betekent niet dat er sprake is van een angststoornis.’
Goede diagnose
Je zou bijna zeggen: wat maakt het uit, in een crisissituatie? Angst is angst, waar het ook vandaan komt. Maar ook in de acute psychiatrie is het wel degelijk van belang om zo snel mogelijk een goede diagnose te stellen, aldus Batelaan. ‘Zodra je weet wat er speelt, weet je ook waar je het beleid op moet focussen. Natuurlijk moet je in een crisis in de eerste plaats rust creëren. En suïcide-dreiging kan natuurlijk een aanleiding zijn om direct in te grijpen. Maar als er iemand binnenkomt van wie je al vrij snel ziet dat de angst voortkomt uit een afhankelijkheidsstoornis, helpt het niet om die persoon naar een angstpoli te sturen. En bij iemand die psychotisch is ga je ook een heel ander beleid voeren.’
Heel in het algemeen kun je zeggen dat mensen met een angststoornis bang zijn voor een gebeurtenis die in feite zeer onwaarschijnlijk is. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld mensen met een zware psychose, zijn ze hun gevoel voor de realiteit niet kwijt, weet Batelaan. ‘Ergens diep van binnen weten ze wel dat het anders zit en dat hun angst ongegrond is. Maar ze zijn niet in staat om de gedachte dat er iets ergs gaat gebeuren los te laten.’
Dwangstoornis
De eerste stap in een crisissituatie is natuurlijk afhankelijk van de context. Een paniekaanval bijvoorbeeld kan zeer bedreigend aanvoelen voor de patiënt, maar de hulpverlener hoeft er niet per se van te schrikken. In dat soort situaties moet je de betreffende persoon vooral proberen uit te leggen dat zijn angst niet reëel is, aldus Batelaan. Veiligheid is bij acute angststoornissen eigenlijk alleen een issue als er méér aan de hand is. Bijvoorbeeld als iemand zoveel hopeloosheid ervaart dat er zelfmoordplannen zijn, of als er ruziemakende familieleden bij zijn. Maar als je angst ruim definieert, kan een dwangstoornis in de vorm van smetvrees óók grote gevolgen hebben. Batelaan: ‘Je hebt mensen die niet meer willen eten, omdat ze bang zijn dat het aanrecht vies is. Dat is natuurlijk óók een ernstige situatie, zeker als er bijvoorbeeld kleine kinderen in het spel zijn.’
Ook eventuele medicatie hangt bij acute psychiatrie helemaal af van de situatie. ‘Als de angstgevoelens van een patiënt zo heftig zijn dat je niet eens een gesprek kunt voeren, kan medicatie helpen om de emoties te dempen,’ zegt Batelaan. ‘Maar bij een vastgestelde angststoornis kun je dat soort medicatie eigenlijk beter niet toedienen. Je wilt mensen juist de boodschap geven dat hun angstgevoelens nergens voor nodig zijn, dat er in wezen niks aan de hand is. Maar als je vervolgens pillen geeft die de angst moeten dempen, is er blijkbaar wél iets aan de hand.’
Op de langere termijn is de behandeling van angststoornissen met name gericht op het ontkrachten van de gedachte dat er een ramp staat te gebeuren. ‘Cognitieve gedragstherapie kan heel goed werken,’ zegt Batelaan. “De patiënt moet zich gaan realiseren dat de kans op een echte ramp heel klein is. Zijn angstgevoelens zijn reëel, maar dat komt simpelweg omdat de alarmbellen in zijn brein niet goed staan afgesteld.”
dr. Neeltje Batelaan zal spreken op het 2e Congres Acute Psychiatrie, op 24 november in Utrecht