De bezwaargronden hebben betrekking op het onderwerp indirecte tijd. De NZa gebruikt in de ogen van de aanbieders verouderde gegevens uit 2017 als basis voor de zpm-tarieven. De indirecte tijd is in de afgelopen jaren toegenomen. Dit komt onder andere door de introductie van de regiebehandelaar, meer samenwerking met en afstemming in de keten, toegenomen complexiteit van cliënten en de invoering van de Wet verplichte ggz.
Omzetdalingen ggz-aanbieders
De te lage tarieven leiden tot forse omzetdalingen. Gemiddeld heeft onderzoeksbureau Gupta die becijferd op gemiddeld 5 procent. Maar er zijn uitschieters tot 12 procent. De NZa wil pas eventueel iets veranderen aan de tarieven als ggz-aanbieders de facturering over 2022 hebben afgerond. Die moet 1 april zijn afgerond. Dan pas is er inzicht in wat de werkelijke omzet is in vergelijking tot de oude dbc-omzet. Eventuele aangepaste tarieven zullen pas in 2024 soelaas bieden.
Softwareproblemen
De facturering is in 2022 laat op gang gekomen door softwareproblemen. Al voor de invoering in 2022 bleek dat softwarebedrijven niet op tijd klaar waren. Het oplossen van de softwareproblemen kost echter veel meer tijd dan was ingeschat. Veel grote ggz-aanbieders zijn pas in het vierde kwartaal van 2022 begonnen met facturen versturen over de eerste helft van 2022.
Compensatie
De afsluiting van de jaarrekeningen is voor veel grote ggz-aanbieders niet meer dan een inschatting van de omzet. Problematisch is dat er geen landelijke vangnet is met eenduidige regels. De afspraak is dat zorgverzekeraars en ggz-aanbieders in het onderlinge overleg afspraken maken over compensatie van het omzetverlies in 2022. Die gesprekken over zogeheten ‘transitieprestaties’ en de contractering 2023 verlopen in sommige gevallen zeer moeizaam.
Bron: Skipr, Bart Kiers