Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Grieper en kankerist

illustratie van een megafoon op schoolbord met de tekst language!
© iushakovsky / Stock.adobe.com

‘Oh die moeder is een borderliner’, ‘Hij kan daar niks aan doen, want hij is een autist!’, ‘Jij bent een ADHD’er en die hebben ook hele mooie kanten hoor’, ‘Die man, dat is een echte narcist!’

Door: Martijn R. Hofman, psycholoog

Vergelijkbare termen als de bovenstaande heb ik geregeld gehoord van mijn goedbedoelende collega’s gedurende de jaren die ik intussen heb gewerkt als psycholoog. Maar wat doen ze mij pijn!

Allemaal zijn we hulpverleners, allemaal zijn we mensen die hun vak hebben gekozen omdat we iets willen betekenen voor een ander mens. Net zoals de mensen waarvoor hulpverleners werken allemaal kleurrijk en verschillend zijn, zo zijn wij dat zelf ook.

Van vrijwel alle hulpverleners die ik heb leren kennen denk ik dat zij het beste voor hebben met hun cliënten. Maar waarom blijven wij als hulpverleners dan zo vaak praten over borderliners, ADHD’ers en autisten? Het lijkt soms net alsof we het DSM-handboek zijn gaan gebruiken als middel om mensen in voor onszelf begrijpelijke, maar versimpelde onmenswaardige hokjes te plaatsen.

Natuurlijk wordt in ons algemeen taalgebruik ook over Fransen, Nederlanders, homo’s, hetero’s, wielrenners, bakkers, psychologen, of wat dan ook gesproken. Aan deze eveneens classificerende termen kunnen vaak nog een bepaalde trots en positieve identiteit worden verleend. Bij DSM- classificaties is dat echter geregeld helemaal niet het geval. Er is helaas vaak maar weinig positiefs aan de zogenaamde ‘stoornislabels’ uit het DSM-handboek.

We weten dat het DSM-handboek als functie heeft om het gedrag dat we observeren onder een begrijpelijke noemer te plaatsen. Dat is prima als je zo de best mogelijke hulp kunt inzetten. Het wordt echter heel anders als we het hele zijn van de ander onder een psychiatrische noemer plaatsen.

Het is vreemd dat er binnen de geestelijke gezondheidszorg en in de samenleving zo met DSM-terminologie gestrooid lijkt te worden met allesomvattende uitspraken over de medemens. In de medische wereld wordt over mensen met griep toch ook niet gesproken over een ‘grieper’ of over iemand met kanker als een ‘kankerist’? Echter, in het dagelijks taalgebruik in de samenleving, maar zeker ook in de geestelijke gezondheidszorg lijken professionals wel vaker classificerende DSM-termen te gebruiken om het complete zijn van de ander onder woorden te brengen. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

De wijze waarop wij als hulpverleners over en naar onze cliënten praten beïnvloedt ontegenzeggelijk ons eigen denken en handelen en zeker niet op de laatste plaats beïnvloedt het het denken en handelen van de cliënt over zichzelf. Het zijn dus niet zomaar woorden die we gebruiken. Laten we daarom dan ook voorzichtig en menswaardig met onze professionele terminologie omgaan als wij als hulpverleners over en met onze cliënten praten. Zeker als het over diagnoses en classificaties gaat. Laten we een goed voorbeeld voor de samenleving zijn.

Martijn R. Hofman,

psycholoog