Doordat ik als kind trauma’s meemaakte die zo heftig waren dat ik ze wel moest verdringen, ontstond er al heel vroeg in mijn leven een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS). Dit had onder meer te maken met mijn ervaringen met seksueel misbruik en het feit dat ik geregeld gepest werd door mijn leeftijdgenoten.
Door de DIS had ik het gevoel dat verschillende delen van mijn persoonlijkheid een eigen leven leidden. In bepaalde situaties konden zij van het ene op het andere moment switchen, waardoor ineens een ander deel van mijn persoonlijkheid aan zet was, met totaal andere gevoelens en emoties.
Ik had daar geen enkele invloed op. Zo was er bijvoorbeeld een kind-deel in mij dat geregeld stotterde. Dat was iets wat ik onmogelijk kon verbergen en waar ik in mijn gewone doen nooit hinder van had. Vaak had ik er last van dat de delen door elkaar heen praatten als ik iets wilde vertellen; het was dan alsof ze allemaal hun eigen zegje wilden doen. Wat ik ook geregeld meemaakte, was dat ik ’tijd kwijt was’, bijvoorbeeld als ik ineens merkte dat ik me in een winkel bevond en dat ik geen flauw idee had hoe ik daar gekomen was. Of wat ook wel gebeurde, was dat ik thuis kwam met iets wat blijkbaar door een deel van mijn persoonlijkheid gekocht was, maar wat ik zelf nooit aangeschaft zou hebben. Opvallend was ook dat sommige delen van mijn persoonlijkheid een geheel eigen handschrift hadden.