Onderzoek van Jim van Os, ggz-hoogleraar UMC Utrecht, laat zien dat ernstig psychisch lijden (depressie, autisme of schizofrenie) niet biologisch, door genetische varianten, wordt veroorzaakt, maar dat omgevingsfactoren een grotere rol spelen. Met name sociale frustratie en jeugdtrauma’s.
De onderzoekers hebben tien jaar lang een grote groep gewonde Nederlanders gevolgd. Van deze groep werden de genen in kaart gebracht en werden ze door de jaren heen meerdere keren geïnterviewd. 20% van hen ontwikkelde in de loop van het onderzoek significant psychisch lijden. Bij ongeveer 20% is het gelukt om op alle verzamelde data een oorzaak te herleiden. Van deze 1/5 was slechts 3% terug te herleiden naar de genetische variant. Ook cannabisgebruik had een geringe impact. De twee grootse factoren bleken jeugdtrauma en sociale frustratie met ongeveer 30% en 20% procent.
In het onderzoek is ook naar de verschillende vormen van psychisch lijden gekeken. Dit onderzoek maakte geen duidelijke verschillen tussen schizofrenie, depressie en autisme duidelijk, daarom is de overkoepelende term psychisch lijden gebruikt. Van Os ziet deze ‘stoornissen’ meer als lijden en als voorkomende variaties in menselijk gedrag. Niet als ‘aanlegfouten’.
Van Os denkt dat onze geestelijke gezondheid afhankelijk is van verbondenheid, positieve emoties en dankbaarheid. Hij ziet psychiatrie als een vorm van public health. Op school zou minder ingezet moeten worden op preventie; het belang van individueel succes en meer op verbondenheid en weerbaarheid. Ook een andere manier van behandeling van psychisch lijden. De therapeut zou primair moeten investeren in de relatie. De relatie – in de zin van luisteren, empathie, authenticiteit en conflicten oplossen – is belangrijk. Mensen zouden behandeld moeten worden in hun eigen omgeving, in hun eigen wijk. Met een zorgnetwerk rondom een patiënt waarin niet alleen psychiaters, psychologen en verpleegkundigen, maar ook ervaringswerkers en naasten. Van Os is van mening dat als een patiënt voelt dat er echt naar hem geluisterd wordt, hij empathie ervaart en er verbinding ontstaat, het effect van de behandeling – ook van medicatie – pas vorm kan krijgen.
Het onderzoek Do Current Measures of Polygenic Risk for Mental Disorders Contribute to Population Variance in Mental Health? is op 17 juli 2020 gepubliceerd in Schizophrenia Bulletin. Lees hier het hele onderzoek.
Bron: UMC Utrecht
Gerelateerde informatie
In levende lijve: het lichaam in de psychotherapie (2020), Nelleke Nicolai. Bekijk de inhoudsopgave >
Praktijkboek antisociaal gedrag en persoonlijkheidsproblematiek (2020), Dr. Arno van Dam, Dr. Madeleine Rijckmans, Drs. Janneke Aerts. Bekijk de inhoudsopgave >
Empathie – het geheime wapen van psychiaters en psychotherapeuten (2017) Greet Vanaerschot, Nelleke Nicolai, Marc Hebbrecht. Bekijk de inhoudsopgave >
Trauma en persoonlijkheidsproblematiek (2017), Martijn Stöfsel, Trudy Mooren. Bekijk de inhoudsopgave >
De therapeutische relatie bij cognitieve gedragstherapie (2019), Nikolaos Kazantzis, Frank M. Dattilio, Keith S. Dobson
Als de medicamenteuze behandeling slaagt, is het lijden veel minder, dus dan zou dat in eerste instantie belangrijker zijn. Betekent dat negatieve gevoelens compenseerbaar zijn, ook door omgevingsfactoren. Het ene probleem houdt het andere vaak in stand.