Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Seksuele problemen: zijn we als professionals voldoende toegerust?

In april komt het boek Seksuele problemen uit bij uitgeverij Bohn Stafleu van Lochem. Het betreft een vernieuwde versie van het reeds in 2010 gepubliceerde boek Seksuele disfuncties. Diagnostiek en behandeling. Drs.Yvonne Merkies en Drs. Gertruud Borst schreven samen met Dr. Peter Leusink deze praktische handleiding bij het diagnosticeren en behandelen van seksuele problemen. We spraken hen over de relevantie van seksuele problematiek voor het werk van psychologen.

Het boek is specifiek geschreven voor de geestelijke gezondheidszorg. Psychiatrische klachten zoals ptss, depressie, en angststoornissen gaan vaak gepaard met seksuele klachten. Hier wordt volgens de schrijvers over het algemeen nog te weinig aandacht aan besteed in de spreekkamer. Met hun boek, waar casuïstiek in naar voren komt, hopen ze daar verandering in te brengen. Het vorige boek richtte zich bovendien vooral op disfuncties; seksuele stoornissen die je met behulp van de DSM-5 kunt classificeren. In de dagelijkse praktijk gaat het echter niet altijd over disfuncties, maar ook over seksuele problemen of klachten. Het boek heeft dan ook een andere titel gekregen: Seksuele problemen. En er zijn bovendien drie hoofdstukken bijgekomen over de onderwerpen: hyperseksualiteit, parafilieën en genderdiversiteit.

Nieuwe inzichten in seksuele problemen? 

Ten opzichte van de DSM-IV-TR (APA 2000) zijn er in de DSM-5 (APA 2013) veranderingen in de classificatie van seksuele disfuncties aangebracht. Die hebben vooral te maken met het feit dat er in de praktijk vaak geen duidelijk onderscheid tussen de verschillende disfuncties gemaakt kon worden en dat er in veel gevallen sprake is van meer dan één seksueel probleem. In het boek zijn deze inzichten verwerkt. Zo dachten we lang dat je eerst zin moet hebben om vervolgens iets seksueels te ondernemen. Maar dat klopt niet. Door iets seksueels te doen, binnen elkaars grenzen, dus bijvoorbeeld door te strelen en te zoenen, kun je zin krijgen in verder seksueel gedrag.’ 

Seksueel trauma kan leiden tot ptss of andere psychiatrische diagnoses. De hulpverlener richt zich dan begrijpelijk op dat wat vooraan ligt. De gedachte is: Als ik dit behandel dan gaat het met de seks vanzelf.Dit is absoluut niet waar. De seksualiteit behoeft apart aandacht. Allereerst om de angsten op seksueel gebied die er bij iemand spelen te verlagen en pas dan te kijken hoe diegene de seks zo kan vormgeven dat het ook leuk is. Hier is echt schrijnend weinig aandacht voor.’

Volgens Gertruud en Yvonne blijft het bovendien een probleem dat de meeste zorgverleners in de eerste, tweede en derde lijn van de geestelijke en somatische gezondheidszorg soms wel aandacht besteden aan mogelijk risicovol seksueel gedrag van hun patiënten, maar dat ze weinig oog hebben voor hun seksueel functioneren, hun seksualiteitsbeleving en hun seksueel plezier. Daarnaast is er duidelijk sprake van genderongelijkheid. Er wordt, ook door vrouwelijke hulpverleners, meer aandacht besteed aan mogelijke seksuele problemen van mannelijke patiënten dan aan die van vrouwelijke patiënten. In het boek staan de schrijvers bij beide onderwerpen stil.

Grensoverschrijdend gedrag en seksuele problemen

De actualiteit dwingt gelukkig om het onderwerp te bespreken. De vraag is wel of we voldoende toegerust zijn om het te bespreken. We moeten alert blijven op victim blaming en dus vragen stellen waardoor iemand die te maken heeft gehad met grensoverschrijdend gedrag niet het gevoel krijgt alsof het diens eigen schuld zou zijn. En we moeten alert zijn dat we niet te snel adviezen geven vanuit een traditioneel standpunt. Traditioneel is toch het idee dat we moeten bijdragen aan seks met penetratie, waardoor vrouwen doorgaan met onplezierige pijnlijke seks zonder dat de hulpverlening uitleg geeft dat je je zelf hiermee te kort doet.’

Het begrip consent, wederzijdse instemming met ieder die meedoet met de seksuele handelingen, heeft ook meer aandacht en betekenis gekregen. Maar nog niet voldoende. Hulpverleners zouden cliënten moeten helpen om te leren formuleren wat ze wel en niet willen. En in de maatschappij zouden werkgevers zich bijvoorbeeld meer actief moeten afvragen of ze in hun instelling voldoende oog hebben voor grensoverschrijdend gedrag, in plaats van af te wachten of mensen zich melden.’

Hyperseksualiteit, Parafilie en Genderdysforie 

Vanuit de klinische praktijk kwam de behoefte naar voren om meer te weten over hyperseksualiteit, parafilie en genderdysforie, geven Gertruud en Yvonne aan. Vandaar dat deze onderwerpen als aparte hoofdstukken worden behandeld in het boek. Er hoeft bij deze drie onderwerpen geen sprake te zijn van een probleem, maar als er wel een probleem is op een van deze gebieden weet de hulpverlener vaak niet wat te adviseren.

Hyperseksualiteit wordt pas een probleem als men dermate intensief met seks bezig is, in fantasie of gedrag, dat dit leidt tot negatieve consequenties, zonder dat men in staat is te stoppen. Hierbij gaat het vaak over emotie disregulatie. De uitdaging voor de hulpverlener is: Hoe kan de cliënt aandacht houden voor het leuk hebbenop seksueel gebied zonder dat dit leidt tot negatieve consequenties.’

Een parafilie, ofwel een bijzondere seksuele voorkeur, is pas een stoornis als iemand er zelf onder lijdt of handelt met een niet-instemmende ander. De behandelaar moet dus bijdragen aan hoe de seksualiteit een bevredigende vorm kan krijgen die geen schade of gevaar oplevert voor zichzelf of anderen.’

Sinds 2012 is de aandacht voor genderdiversiteit fors gestegen. In de dagelijkse praktijk van de hulpverlening zal men dus meer vragen over genderdysforie tegen komen. Hoewel er enerzijds sprake lijkt te zijn van normalisering, is er ook nog sprake van minderheidsstress die mensen uit ondervertegenwoordigde of gestigmatiseerde groepen ervaren en die verband houdt met hun minderheidsidentiteit. Dit laatste kan weer leiden tot het samengaan van genderdysforie met psychische klachten of stoornissen. Het is dus absoluut van belang voor de hulpverlener om hier meer kennis over te hebben.’

Seksualiteit geen open boek? 

Medewerkers binnen gezondheidszorg en welzijn krijgen regelmatig te maken met vragen en problemen op het gebied van seksuele gezondheid. Volgens Gertruud en Yvonne is er nog te weinig openheid bij professionals om met deze problematiek te werken.

Seksualiteit blijkt vaak nog een lastig onderwerp te zijn om ter sprake te brengen, zowel voor de patiënt als hulpverlener, waarbij de hulpverlener wel verantwoordelijk is om dit actief in te brengen. Door in het boek meer praktijkvoorbeelden te geven, hopen we dat dit de hulpverlener helpt om seksualiteit makkelijker bespreekbaar te maken. Daarnaast is er in het boek veel aandacht voor een niet-normerende, open houding bij het uitvragen van seksualiteit.’

Onze grootste hoop is dat seks besproken wordt bij zowel vrouwen als mannen. Met name bij vrouwen is er echt sprake van een achterstand. De boodschap zou moeten zijn: Seks hoef je niet te leren verdragen, maar seks moet een bijdrage zijn aan het welbevinden. Als jij praat met je cliënten of patiënten over seks, krijgen zij meer taal en met die taal kunnen ze vervolgens aangeven wat ze wel en niet willen, waardoor ze minder risico lopen op nare ervaringen. Tja, als we bij de volgende druk zouden merken dat er meer over seks gepraat wordt in de spreekkamer, dan zijn wij gelukkig.’

Over de schrijvers: 

Dr. Peter Leusink is huisarts, seksuoloog NVVS, supervisor NVVS en docent. Hij is werkzaam bij de Seksuele Zaak in Utrecht. Drs. Gertruud Borst is GZ-psycholoog/psychotherapeut, seksuoloog NVVS, systeemtherapeut NVRG, supervisor NVVS en NVRG en docent. Zij is werkzaam bij GGZ PsyQ Beverwijk. Drs. Yvonne Merkies is klinisch psycholoog/psychotherapeut, supervisor EMDR en VGCt, docent. Zij werkt als  manager behandelzaken bij Sinai Centrum.