Toch is nog veel van het wetenschappelijk onderzoek naar psychiatrische aandoeningen gebaseerd op het mannelijk geslacht. Meer kennis en een groter bewustzijn wat betreft gender- en sekseverschillen in de geestelijke gezondheidszorg is dan ook van groot belang om verkeerde diagnoses en niet passende zorg te voorkomen. Vrouwen worden wat medicatie betreft nog te vaak gezien als ‘kleine mannen’. Overdosering is het risico, en mannen en vrouwen kunnen bovendien heel verschillend reageren op hetzelfde middel. Vrouwen hebben vaker bijwerkingen als hoofdpijn, misselijkheid en hartkloppingen en mannen hebben vaker last van agressie, seksuele problemen en koorts. Maar het gaat hier niet alleen om pillen, ook hulpvraag, achtergrond en diagnostiek kunnen zeer verschillen tussen mannen en vrouwen. Door beter te begrijpen wat deze verschillen zijn, kunnen behandelingen worden aangepast om beter aan te sluiten bij de individuele behoeften van cliënten.
Biologische factoren
Natuurlijk zijn een aantal biologische verschillen tussen mannen en vrouwen van invloed op psychisch welzijn. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat de meeste hersengebieden van vrouwen bijvoorbeeld significant actiever zijn dan die van mannen. Dat geldt met name voor de prefrontale cortex, dat deel van het brein dat belangrijk is voor de concentratie en impulsbeheersing. Op basis van de hersenactiviteit is het goed te verklaren waarom vrouwen gemiddeld meer empathisch zijn en meer zelfcontrole hebben. De verhoogde bloedstroom in het limbische systeem kan mogelijk ten dele verklaren waarom vrouwen vatbaarder zijn voor angst, depressie, slapeloosheid en eetstoornissen. Bovendien is een belangrijke risicofactor voor depressie de overbelasting van