Mensen met autisme lopen een verhoogd risico op eetproblemen, die kunnen uitmonden in een eetstoornis.1 De eetstoornis helpt ze vaak om een gevoel van controle of houvast te krijgen in het voor hen vaak onoverzichtelijke leven. Hoe motiveer je deze cliënten om hun houvast los te gaan laten?
De kieskeurigheid die mensen met autisme vaak hebben in eten, heeft vaak te maken met sensorische gevoeligheden. Het gaat dan niet alleen om eetgevoeligheden in het mondgebied (geur, smaak of textuur van voedsel), maar om een over- of ondergevoeligheid van alle zintuigen, zoals auditief (bijvoorbeeld moeite met de eetgeluiden van andere eters), visueel (moeite met de verschillende kleuren van producten, of met dat deze door elkaar op een bord liggen), of gevoeligheden in de interoceptie (bijvoorbeeld honger niet aanvoelen, of buikpijnklachten door specifieke voedingstoffen of spanningen). Kortom, voor veel mensen met autisme is de maaltijd een complexe aangelegenheid waarbij veel zintuigelijke prikkels samenkomen, waardoor zij bij het eten overprikkeld kunnen raken. En dan te bedenken dat een normale dag bij mensen met autisme al voor overprikkeling kan zorgen, waardoor ze vaak weinig energie over hebben om te verzinnen wat ze gaan eten, om boodschappen te doen en om te koken.
In een poging deze algehele overprikkeling te beteugelen, houden mensen met autisme er vaak vaste eetrituelen op na, of eten ze steeds hetzelfde eten in plaats van soms ook te experimenteren met nieuwe smaken. Sommige mensen met autisme eten altijd exact om 18:00 uur, gaan steevast